Vleugelgazetje

Beste Vleugelgangers,
De Vleugelvieringen zijn weer opgeschort.  Een aantal Vleugelgangers mailden elkaar spontaan over hun gemis én zochten naar ideeën om elkaar te bemoedigen.  We delen die graag met al wie zich betrokken weet met de Vleugel.
Brengt het onderstaande jou op ideeën? Heb je goede tips? Geef je graag een passende tekst door?
Je kunt het sturen naar harry.harding@telenet.be
Hartelijke groet

Harry & Marianne

Op de Vleugelzaterdagen branden we om 18 u thuis

een kaars in verbondenheid met elkaar.

We denken aan mekaar en weten ons virtueel  samen Vleugel. We starten deze zaterdag 7 november!

 

Wat nog NIET is afgelast

Hugo van ’t Schoolplak vond een bemoedigende tekst in zijn mailbox en laat ons graag meelezen.

Vandaag is een stukje wandelen: niet afgelast
Uitgebreid koken: niet afgelast
Filmpje kijken: niet afgelast
Spelletjes spelen: niet afgelast
Muziek luisteren: niet afgelast
Eens uitslapen: niet afgelast
Boekje lezen: niet afgelast
Tijd voor mekaar : niet afgelast
Lachen en mopjes vertellen : niet afgelast
Zingen : niet afgelast
Bidden : niet afgelast
Dankbaar zijn : niet afgelast. 
Ach er is nog zoveel!

 

Om te lezen bij de kaars

Bob de Pooter en Tinne Kersschot schreven:
Mogen wij er een stukje tekst bijleggen? Het is de slottekst van ‘Ergens in de stad’ dat Solidariteitskoor Frappant in 2012 opvoerde: een stadse parabel over macht en onmacht, over groot en klein, over kwetsbaarheid en hoop. De slottekst van de voorstelling klonk een beetje als een droom, een visioen (en je weet ‘zonder visioen verwildert het volk). We delen er graag een stuk uit (om te lezen bij de kaars die je aansteekt)  in de hoop dat het ons wat ‘vleugel(s)’ geeft!

Om even te situeren: de protagonisten van ‘Ergens in de stad’ zijn Brabo, de menselijke mens en Druoon Antigoon, de reus op lemen voeten. Brabo staat op de Groenplaats te wachten want hij heeft al zijn vrienden opgeroepen om samen te komen en dromen te delen, …

“De lucht ziet grijs, er hangt regen.

Het plein ligt er stil bij. Alleen een paar mussen tjilpen in de takken van de bomen.

Brabo, de menselijke mens, komt het plein opgewandeld met een klein hartje. Zal het lukken? Zullen ze komen?

Nu is het zo ver. Hier staat hij te wachten. Met de mussen als enige gezelschap. Voor de rest is het stil, doodstil.

“ ‘t zal niks worden” zegt hij tegen zijn eigen. “ ’t had schoon kunnen worden. ‘l had niet zo heel veel volk verwacht, maar niemand, … dat si nu toch wel héél weinig. Hij slentert het plein af met zijn handen in zijn zakken.

“Hééé!” hij draait zijn eigen om. “Hé, Brabo!” Aan de andere kant van het plein komt den John aangelopen. “Allé, toch ene” denkt Brabo en hij steekt zijn hand op. Maar wat is dat daar? Achter den John loopt er een madam. Daarachter twee mannen in een overall en een mama met drie kindjes en een hoop jonge gasten die zwaaien en zingen. En daarachter een oud moederke met een looprekje en een paar mannen met instrumenten en iemand met een regenboogvlag en … er komt geen einde aan! Tegelijk hoort hij van de andere kant fanfaremuziek dichterbij komen. Ineens ziet het plein zwart van het volk: jong en oud, klein en groot, mensen van alle kleuren, jongens en meisjes, daklozen en bankdirecteurs, zangers en polissen, vrouwen in prachtig gekleurde Afrikaanse panjes, mannen met donkere ogen en lange baarden, nonnekes en rappers, motards en hippies, toneelspelers en verpleegsters, muzikanten en onderwijzers, straatkeerders en mannen in een sjiek kostuum!

Ze roepen. Ze zingen. Ze dansen. Ze zwaaien met vlaggen. Ze lachen en gooien van puur contentement hun armen in de lucht!

Het plein loop helemaal vol en de zon komt er door.

En daar is Krollemieke en André en den Benny en Maria. Daar is Titilayo met hare zak van de Wibra en Els en Ismaël, …

Brabo, de menselijke mens, wordt opgenomen in de stroom van muziek en gelach en kleur. Hij drijft op de golven van enthousiasme en hoop. Hij weet dat vandaag de droom een stukske realiteit aan ’t worden is, …

En aan de andere kant van ‘tstad zit Druoon Antigoon in zijn eentje op een koude steen.

In zijn lemen voeten komen de eerste barstjes, …”