5 februari 2022: Soms breekt uw licht

De toelichting werd gehouden door Ds. Petra Schipper

Lieve mensen op zoek naar licht,

de dagen beginnen te lengen!, wat fijn. Dat doet wat met een mens, met de natuur, met de schepping. Alles wat geschapen is begon met “Er zij licht” en dat ondervinden we elke winter, en elke morgen. We herleven. We hebben daglicht nodig. Om het leven aan te kunnen. Letterlijk. Maar ook figuurlijk, geestelijk, existentieel. Over dat laatste gaat het ook in het katholieke feest “lichtmis”, vermoed ik. Licht mag gevierd worden, want wat hebben we er nood aan. Dat ondervind je misschien juist het meest nijpend in deze toch nog veel te traag lichter wordende periode van het jaar.

Maar wat betékent nu eigenlijk licht in geestelijke, existentiële zin? De bijbel staat er vol mee, met die beeldspraak, van licht en duisternis. Ons taalgebruik ook. Maar wat bedoélen we dan? Als woorden vaak gebruikt worden, krijg ik de ambetante neiging om te willen weten waar we het dan eigenlijk over hebben. Anders slijten die woorden mettijd uit tot lege omhulsels, zo ervaar ik dat toch.

Het mooie van de bijbel, vooral van het Eerste Testament, is dat letterlijk-fysiek en geestelijk-existentieel, of noem het symbolisch, nooit uit elkaar te trekken zijn. In het lijfelijke aardse zijn we met God verbonden. Ambachtelijk uit de klei gevormd krijgen we liefdevol zijn adem in de neus. En daar staat de mens dan, op de aardbodem, tussen uitspansel en onderwereld. Ja, ook de onderwereld. Die onderwereld, daar is het donker. Dat zijn de harde gronden, de dichte struiken, de kille spelonken, de verzwelgende zeebodems; daar kruipen we weg of gaan we in onder, als we ons schamen, onveilig voelen, wegvluchten, geen blijf weten, kopje ondergaan, verdrinken en vergaan. Daar begraven we onze doden, verbergen we onze talenten, dumpen we ons afval, verdringen we onze trauma’s, verbrengen we onze verborgen levens die het daglicht niet verdragen. Daar huizen onze demonen,

onze donkere gedachten, onze gecamoufleerde angsten. Úit die wereld wil de Eeuwige ons omhoog trekken, uit de modder, ons met onze voeten op de rots zetten, onze ogen knipperend in het licht. Mens onder Gods hémel. En dan, lieve mensen, als je zo opnieuw wordt geboren, uit het verborgene, duistere, de onderkant door het geboortekanaal gekropen naar leven, ruimte, licht, dan leer je kijken. Alles krijgt kleur, diepte, dimensie.

Om het licht te waarderen moet je duisternis ervaren hebben.

Voor veel mensen is het leven voornamelijk best licht. Maar … heeft duisternis ons menselijk bestaan niet nog altijd in de greep? Het is toch vaak aardedonker voor veel mensen, in de samenleving, de planeet, voor ons persoonlijk soms toch als je eenzaam bent, depressief, je opgesloten of weggestoken voelt in ziekte, zorgen, … Of je zorgen maakt om medemensen.

Duisternis kan diep zijn. Heel diep soms.

Vorige zomer hebben mijn man en ik een grot bezocht in Frankrijk. Met een gids, in groep, gelukkig. Dat ging twintig minuten te voet naar beneden en binnen, voetje voor voetje. Met niets meer dan elk een klein lampje net genoeg om elke volgende stap bij te lichten. Vertrouwend op de gids, luisterend naar zijn stem en naar elkaars stappen en stemmen. Op een bepaald moment vroeg de gids ons stil te staan en allemaal ons lampje uit te doen. En helemaal stil te worden. We waren in de diepste holte aangekomen. In die spelonk hebben onze verre voorouders geleefd. Overwinterd eigenlijk. Die paar minuten was het volslagen donker en volkomen stil. Geen puntje licht, geen beetje geluid. De gids verhief even kort zijn stem en we hoorden aan de echo hoe hoog de koepel boven onze hoofden was. Toen deed hij plotseling zijn grote licht aan en allemaal hapten we naar adem in een diep ontroerde verwondering: op een muur van rots voor onze ogen zagen we perfecte, levensechte schilderingen, van dieren, van mensen. Zo mooi, alsof ze gisteren waren gemaakt. 16.000 jaar oud nochtans. Onze verre voorouders bijna tastbaar dicht bij. We voelden samen een diepe ontroering. Hoe hadden ze het gekùnd! In deze volkomen duistere, stille plek, waar ze misschien wegschuilden voor kou en gevaar, maar die zelf toch ook niet ongevaarlijk was, beangstigend ook, om dáár kleur en leven aan te brengen. Kùnst. Met veel liefde en zin voor detail vervaardigd. Wat heeft gemaakt dat de mens dit kon, dit dééd. Dat de mens dat in zich heeft. Dat heilig verlangen èn vermogen om in de diépste donkerte schoonheid aan te brengen. Bij licht van vuurfakkels en met kleurstoffen uit de natuur. Dat hadden ze mee naar binnen genomen. Èn veel geduld om die schilderingen zo prachtig te kunnen maken.

Op de terugweg naar buiten waren we allemaal stil geworden. En toen we uiteindelijk boven en buiten kwamen, wat was de natuur om ons heen zoveel te mooier, warmer, voller, dieper. Lichter. Leven-rijker.

Om het licht te waarderen moet je duisternis ervaren hebben.

Daar hadden we intens evaren: fysiek en existentieel zijn verweven,. Licht is leven. Mens zijn is kleur. Ervaren is spiritueel.

Soms breekt uw licht” … klinkt het vandaag. Soms moet licht doorbréken uit het duister. Zoals vliezen bij een geboorte. Veel kunst is geboren in het donker, juist vanuit verlangen naar licht en kleur. Muziek, poëzie, het beste in de mens, liefde, kwetsbaar als een vlam, als een bloemknop, als een pasgeboren kind, voorzichtig, maar zeker breekt het zich baan uit duisternis naar buiten, uit benauwdheid naar het licht. Breekbaar krachtig.

Zoals de Zoon, ons geboren onder een gewelddadig regime in de marge. Zoals hij uit een grafspelonk geruisloos tevoorschijn kroop als het Licht van Pasen. Zo ontstaat ook uit de modder van mijn moedeloosheid het vlammetje van mijn aarzelend geloof.

De mens is uit de klei getrokken, uit de diepte gebaard, geboren, uit onderdrukking en zinloosheid geroepen om onder Gods hemel te leven van bevrijding en hoop.

Fysiek en existentieel horen bij elkaar. Licht is leven. Mens zijn is kleur. Ervaren is spiritueel. Opstaan is Gods bevrijding.

Wat een geluk dat het licht bestaat. Dat het soms tevoorschijn breekt. In mensen, kwetsbaar onstuitbaar. Uit jou en u en mij en overal, hoe donker ook, waar mensen mènsen zijn. God zij dank.

Amen.