19 oktober 2019: Identiteit en uitsluiting – zoektocht naar het verband ertussen

De bijeenkomst van 19 oktober 2019 over

Identiteit en uitsluiting’

en het verband ertussen

was een interactief gebeuren.

Hier volgen de teksten die voeding gaven aan de gesprekken tussen de deelnemers.

Inleiding (Paul Eylenbosch):

Toen ik op 26 februari in Gent deelnam aan een lezing door Anya Topolski over Identiteit en uitsluiting, dacht ik meteen aan De Vleugel. Intussen is over identiteit danig veel te doen geweest. Zoveel dat het woord misschien van identiteitsverlies last krijgt. Eergisteren was het 17 oktober. Dat is sinds 1992 de internationale dag voor armoedebestrijding. De Algemene Vergadering van de Verenigde Naties heeft op die wijze erkenning willen geven aan Joseph Wresinski die op 17 oktober 1987 getuigde van de moed van miljoenen mannen, vrouwen en kinderen die gestorven waren in diepe armoede. Wanneer mensen in diepe armoede moeten leven worden de rechten van de mens geschonden. Dit was en is de overtuiging van de Vierde Wereldbeweging. Het belangrijkste mechanisme dat armoede veroorzaakt is uitsluiting. Mensen niet als evenwaardige mens erkennen en hen daardoor verhinderen om hun rechten uit te oefenen. Indien politici erin slagen om ons ervan te overtuigen dat de Vlaamse identiteit een pakje is dat je door inspanning kan verkrijgen maar dat je ook weer kan ontnomen worden, scheppen ze een verscheurende spanning in de samenleving. Bart Van Loo vertelt in zijn boek het ontstaansverhaal van onze gewesten, de lage landen bij de Noordzee. Hij mocht vanavond niet ontbreken, evenmin als onze nationale symbolen.

Zelfs de brochure over de eerste cyclus Vleugelvieringen ligt op tafel. We kunnen beginnen.

Teksten samengesteld door Willy Bertiau en Paul Eylenbosch:

Paul heeft het in zijn inleiding over Anya Topolski. Ik ga ervan uit dat niet iedereen deze vrouw kent, ik had van haar vóór de voorbereiding van deze bijeenkomst alvast nooit gehoord.

Anya Topolski heeft Pools-joodse ouders die in 1968 uit Polen werden verdreven. Zij belandden in Canada waar Anya in 1976 werd geboren. In 2000 kwam ze in Leuven studeren en werd universitair hoofddocent ethiek en politieke filosofie aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Haar onderzoekswerk en publicaties concentreren zich rond de thema’s Europese identiteit, uitsluiting, judaïsme, antisemitisme, islamofobie, racisme en feminisme. Anya Topolski schrijft regelmatig in Mo* en ze kwam op voor de partij Groen bij de verkiezingen voor het Vlaams Parlement.

Een onderwerp dat Topolsky erg interesseert, betreft de zogenaamd joods-christelijke wortels van Europa. In de grondwet van het Europees parlement werd een verwijzing naar deze wortels niet opgenomen. In de basistekst van De Vleugel vinden we wel verwijzingen naar de joods-christelijke traditie waaruit wij inspiratie putten. Volgens Topolsky is het zeer de vraag of er wel een joods-christelijke traditie bestaat. En ze wil nog nader onderzoeken of degenen die de joods-christelijke wortels onder de Europese identiteit willen plaatsen geen geheime agenda hebben en eigenlijk een uitsluiting van de islamitische gemeenschap in de hand werken of misschien wel beogen.

De thematiek van de Europese identiteit is alleszins zeer actueel. De vorige weken was er grote heisa in het Europese parlement naar aanleiding van de toekenning van de portefeuille ‘Bescherming van de Europese levenswijze’ aan de Griek Margaritis Schinas. Onder zijn bevoegdheid zit ook de coördinatie van het migratiebeleid. De titel kreeg meteen bakken kritiek en zou in de handen van uiterst rechts spelen. Schinas zelf vindt dat er onterecht negatief gesproken wordt over zijn missie wordt en betoogt dat Europa altijd een continent van asiel zal zijn.

Blijft natuurlijk de vraag waarom De Bourgondiërs van Bart Van Loo hier in ons midden vertoeven. Zou het misschien te maken hebben met een identiteit die anderen en wijzelf ons graag toedichten? Wanneer men ons Bourgondiërs noemt, gaat dat niet zozeer op de historische context terug, maar veel meer op onze levensstijl waarin goede spijs en drank belangrijk zijn. Toch kunnen we er niet onderuit dat Bourgondië en Vlaanderen door de eeuwen heen zeer nauw met elkaar verbonden waren. Het waren de Bourgondische hertogen die met veldslagen, huwelijken en hervormingen de versnipperde Lage Landen tot één geheel smeedden. Door die geschiedenis loodst Bart Van Loo ons in zijn boek en dat in de bevlogen stijl die we van hem kennen. En dan blijkt bijvoorbeeld dat de Guldensporenslag niet meteen een strijd van Vlaanderen tegen Frankrijk was. Een aantal Vlaamse steden met Gent en Brugge als trekpaarden, ging niet alleen de strijd aan met de Franse koning, maar ook met andere Vlaamse steden. Tot de Vlaamse identiteit heeft Hendrik Conscience met zijn boek De Leeuw van Vlaanderen meer bijgedragen dan de feitelijke geschiedenis.

Verkenning van onze lectuur Tegenwoordig ga ik altijd ook even kijken wat Wikipedia te melden heeft wanneer ik over een onderwerp begin te schrijven. Dat leverde in dit geval weer een rijke oogst aan definities op. In de wiskunde is het een definitievergelijking. Bij een antropoloog heeft het met cultuur, etniciteit, taal en familie te maken. Bij een socioloog met de groepen waar iemand deel van uitmaakt, plaats in de samenleving. De historicus zal al deze dingen bestuderen in hun evolutie in de tijd.

De eerste van de auteurs die ik gelezen heb was Hanah Arendt ( 14 okt 1906 – 4 dec 1975) die in 1958 het boek ‘De menselijke conditie’ schreef. Zij wilde het Amor Mundi noemen omdat ze schrijft over de veerhouding van de mens tot de wereld. De mens is een politiek wezen dat handelt samen met anderen in de polis. Handelen is wat de wereld gestalte geeft. Werken is noodzakelijk voor het private leven van dat wezen. Arbeiden wordt in verband gebracht met productiviteit, het maken van producten. De mens is voor haar primair een politiek wezen. Met dit politieke, publieke handelen houden mensen de wereld in stand als een betekenisvol geheel. Elke keer dat je politiek handelt, word je als het ware opnieuw geboren.

Paul Verhaeghe ( 5 nov1955 – ) heeft in augustus 2012 zijn boek ‘Identiteit’ uitgebracht. Daarin gaat hij op zoek naar de factoren die het unieke ik van de mens bepalen. Hij kijkt naar identiteit als een proces dat zich afspeelt in de spanning tussen spiegelen aan en afzetten tegen. Hij schrijft het boek als deel van een drieluik over de verhouding van de mens tot de ander, naast autoriteit en intimiteit. Steeds doortrokken van zijn eerste boek waarmee het grote publiek hem leerde kennen : liefde in tijden van eenzaamheid’ en ‘het einde van de psychotherapie?’ Hij beschrijft de verbrokkeling van het samen in de samenleving naar wat hij een meritocratie noemt. Iemand is waard wat hij of zij voortbrengt, verdient. Identiteit is steeds een product, een constructie op grond van de wisselwerking tussen degene die de identiteit draagt en de ruimere omgeving. In zijn vakjargon gaat het over het groter narratief waarin gedeelde waarden en normen een rol spelen. De maatschappij waarin we leven heeft ons paradoxaal collectief minder vrij gemaakt naarmate de klemtoon meer en meer bij het individu is komen te liggen. Sprekend voor het boek is het tekstje over de coverfoto. De auteur hoopt dat dit driejarige meisje verzet in haar houding draagt tegenover haar ouders die haar opvoeren in een schoonheidswedstrijd voor kleuters.

Het boek ‘over identiteit’ van Bart De Wever ( 21 dec 1970 – ) lijkt mij vanuit zijn pleidooi voor een leidcultuur in het laatste hoofdstuk, naar voor toe geschreven. Het is een politiek pamflet dat achtergrond moet bieden aan de NVA – verkiezingscampagne. Hij bouwt zijn theorie op vanuit de stadstaten van Athene en Rome en de vrije burgers daar en hun houding tegenover ‘de barbaren’. De hoofdstukken dragen sprekende titels als ‘zijn is worden’, worden is streven, wie zijn wij nu, waar een wij is, is een zij. De klemtoon ligt echter bij zijn vier principes voor zijn leidcultuur : de neutraliteit van de overheid; het dwingend vooropstellen van het Nederlands; de verlichtingswaarden vrijheid, gelijkheid, solidariteit, de scheiding kerk en staat, de rechtsstaat, volkssoevereiniteit; het burgerschap met burgerrechten die niet verward mogen worden met mensenrechten.

Francis Fukuyama is in 1952 geboren in Chicago. Hij is socioloog, politicoloog en filosoof. Hij werd vooral bekend als neoconservatief denker. Na de inval in Irak in 2003 verlaat hij meer en meer het neoconservatieve kamp. In zijn jongste boek (Identiteit) waarschuwt Fukuyama voor de opkomst van de identiteitspolitiek. Die bedreigt volgens hem de democratie. En hij ziet hoe populisten die op deze identiteitspolitiek beroep doen wereldwijd succes hebben. Denk maar aan landen als de VS, Polen, Hongarije, Italië, Brazilië, Groot-Brittannië. En natuurlijk zien we ook in Nederland en Vlaanderen dat het identiteitsthema aanslaat. Het probleem met de populistische leiders is dat ze doorgaans nogal autoritaire neigingen hebben en zo de democratie in gevaar kunnen brengen.

Maar ook linkse partijen zijn de identitaire tour opgegaan. Zij hebben meer sympathie voor homo’s, lesbiennes en transgenders dan voor de arbeider en dan vooral de blanke arbeider die zijn job verliest. Identitaire krijtlijnen zijn belangrijker geworden dan ongelijkheid, kan men stellen.

Vandaar dat zowel links als rechts eens met een frisse blik tegen identiteit moeten aankijken, zegt Fukuyama. Rechts moet aanvaarden dat die niet gebaseerd is op etniciteit of religie en links mag patriottisme geen vies woord meer vinden. De nationale identiteit moet gebaseerd zijn op de onderliggende waarden van onze democratie: de grondwet, geloof in de rechtsstaat, in menselijke gelijkheid, in gelijke rechten. Dat geeft een gemeenschappelijke sokkel om verschillen te kunnen beslechten.

Een beetje dichter bij huis zit Ico Maly, een prof aan de Universiteit van Tilburg, zit op dezelfde lijn en ook hij is bang voor de toekomst van de democratie. Hij publiceert over beeld- en identiteitsvorming, media, racisme, nationalisme en diversiteit en democratie.

Hij stelt dat populisten als Donald Trump en Boris Johnson niet het grootste gevaar vormen. Dat situeert zich bij het wereldwijde netwerk dat achter hen schuilt. Daarmee wil hij zeggen dat op sociale media een beweging op gang is gekomen die men niet meer kan stoppen. En optimistisch is hij geenszins: ‘ Als we de mensenrechten, de liberale democratie en de verlichtingswaarden willen behouden, zullen we ervoor moeten strijden’.