Nikodemus, hij was al op hoge leeftijd, op jaren, behorend tot die oude wijzen van dagen. De sleet van het leven viel over hem en hij had zoveel om te klagen, de pijn die kwam bij het opstaan, het slepen soms met gewrichten die niet meewilden.
In hem ook dat eindeloze tobben om zoveel: het onvervulde en ontgoochelde leven, een leven als rabbi en Farizeeër, een leven als spiritueel bewogen mens maar er was zoveel dat geen vervulling vond. De verbittering die om de hoek loerde.
Hij doorzag de wanorde van de joodse gemeenschap in die tijd. Hij doorzag zo veel maar antwoorden kwamen er niet, in het altijd maar zoekende, hij kon zich niet wagen aan zekerheden die er niet waren. Zelfs God werd hol en leeg, als leeg begrip zonder bezieling, zonder kracht. Zijn leven werd tot een klacht, het altijd maar herhalen van ontgoocheling en cynisme.
Hij klampte zich vast aan die nieuwe rabbi, Jezus, die hij in een nachtelijk uur bezocht omdat niemand het mocht weten. Hijzelf bleef zoeken naar een laatste stuk waardigheid, nu het sterven van zijn lichaam naderde. Het werd een altijd maar opnieuw herhalen van hetzelfde naar een Jezus die wou aanhoren …het klagende herhalen van een gebroken man op leeftijd die geen uitweg vond…Jezus, die man van hoop, met zovele tekenen rond zich alsof God in hem aanwezig was, aanhoorde de klaagzang van zijn leven….
Jezus gaf hem ten antwoord: waarachtig ik verzeker u: alleen wie opnieuw geboren wordt, kan het koninkrijk van God zien, of met andere woorden: je kan maar in de volheid van het leven komen als je opnieuw wil geboren worden. De realist en wat cynisch geworden Nikodemus keek Jezus aan en schudde van neen. Hoe kan ik nu opnieuw geboren worden en terug keren naar de moederschoot?…
Terug beschutting vinden, terug keren naar de bescherming van het begin,
je oorspronkelijkheid vinden, terug in het diepe innerlijk gaan en de begingroei van het leven vinden … hoe kan dit als ik al op leeftijd ben?… Jezus sprak weer: alleen wie geboren wordt uit water en geest zal terug tot vol leven komen… Het reinigende water, het reinigen van de ziel, het diepe zelf als een zuivering van het innerlijk, water als oorsprong van leven, de ballast van het leven kunnen loslaten, de ontgoocheling, de kwetsuren van de macht. Zoveel dat in Nikodemus woelde als ballast van het geleefde leven. En dan de Geest… er is vlees en er is Geest zei Jezus nog …niet als een tweedeling maar hoe is in mij alles vlees geworden, vlees en bloed…
De evolutie van het leven tot wie ik geworden ben, verankerd in mijn vlees, in mijn doen en laten… hij kon maar opnieuw geboren worden in het overschouwen van het leven, in zijn wel en zijn wee, in zijn zoeken en zijn worstelen, in zijn doen en laten. Het durven kijken naar datgene dat is vlees geworden doorheen het leven, naar wat zich vastgezet heeft als de diepe kijk, dit was en is mijn leven … maar het vlees is geen eindpunt. Er is altijd de geest en de geest doet opnieuw geboren worden.
De geest, het nieuwe inzicht, de aanvaarding misschien, het beseffen van wat nog kan, durven loslaten, durven iets nieuw beginnen … de geest als het verrassende van het leven… En Jezus sprak: de geest is als de wind: hij waait waar hij wil.
Je hoort hem waaien, maar je weet niet waar hij vandaan komt en waar hij heengaat. Zo is het met eenieder die geboren wordt uit de geest … de weg van het innerlijk,
in eerlijk overschouwen, in eerlijk kijken naar wat het leven bracht is een weg die wat flou is…Je begint eraan door het waaien van de geest maar je weet niet waar je uitkomt. Het is als meegevoerd worden in een proces dat je niet te pakken krijgt, waar je helemaal niet van weet waar je uitkomt… het is het risico van de Geest.
Durf ik mijn leven overschouwen? Durf ik loslaten en aanvaarden? Durf ik kijken tot in het diepe van mijn ziel? Durf ik mij dan laten meewaaien op het ritme van de Geest met soms een ander antwoord dan het altijd geleefde leven?….
Nikodemus voelde zich verweesd, aangesproken maar ook in weerstand gevangen. Wie wil het oude leven nog overschouwen als een evaluatie van de ziel, het diepere zelf? Wie waagt zich op het pad van de Geest waar we niet van weten waar hij naartoe gaat? De geest die je opnieuw totaal ontvankelijk maakt met een woord dat mag binnendringen, een teken dat mag spreken, als een eicel die opnieuw aangeraakt wordt door iets dat zaad mag zijn en weer groeien gaat, maar waar naartoe ?…Is er in ons dat geloof en vertrouwen om die weg te gaan?…Is er wel die geborgenheid van de moederschoot?… In de adem van het Jezusgebeuren is het dan, Abba, vader, of aller intiemste relatie die met jou door het duister gaat naar het licht van een nieuwe geboorte…Maar wie gelooft dat nog? Het is de vraag die Jezus stelt aan ieder van ons …. Of ga ik ontdaan heen zoals Nikodemus?…
Bert Lodewijckx, naar Joh. 3, 1-11